Gedichten-usg

stijlfiguren

Stijlfiguren:

  • Inversie: Onder inversie verstaan we de plaatsing van het werkwoord voor het onderwerp wanneer de zin begint met een ander zinsdeel.                                                                                                                                                            Bijvoorbeeld: 'Liefst ga ik weg' in plaats van 'Ik ga het liefst weg'.                                                                            
  • Reptitio: Van repetitio (Latijn voor 'herhaling') spreken we als een woord of woordgroep ongewijzigd wordt herhaald, waarbij een literair effect wordt bereikt. Bijvoorbeeld: O, als ik dood zal, dood zal zijn,
    kom dan en fluister, fluister iets liefs,... 
  • Climax: Klimmende reeks van opeenvolgende steeds sterker wordende uitdrukkingen. Bijvoorbeeld: Want aan U draag ik mijn boek op, Willem de Derde, Koning, Groothertog, Prins, meer dan Prins, Groothertog en Koning, Keizer van het prachtige rijk van Insulinde enz.
    Hierbij wordt de opsomming eerst 'zwakker' om daarna pas in kracht toe te nemen.
  • Tautologie: Een herhaling van een zelfde denkbeeld met een ander woord of een andere uitdrukking.                       Bijvoorbeeld: 'wij waren blij en verheugd elkaar weer te zien'.                                                                                 
  • Pleonasme: Stijlmiddel waarbij ter versterking meer woorden worden gebruikt dan noodzakelijk zijn om een begrip uit te drukken. Bijvoorbeeld: het natte water.
  • Parallellisme: Onder parallellisme verstaat met het verschijnsel dat een aantal zinnen op dezelfde wijze begint en verloopt. Bijvoorbeeld:      Looft God in zijn heiligdom; looft hem in de hemel zijner sterkte.
    Looft hem vanwege zijn mogendheden; looft hem naar de menigvuldigheid zijner grootheid.
    Looft hem etc.
  • Eufemisme: Afkomstig van het Griekse woord euphèmia (geluk voorspellende woorden). Het gebruik van een verzachtend, verhullend, verbloemend woord of een aantal woorden in plaats van een of meer woorden die misplaatst, ruw of kwetsend zijn. Bijvoorbeeld: geslachtsgemeenschap als men vrijen bedoeld.
  • Woordspeling: Het spel met taal, waarbij woorden die wat hun klank betreft min of meer overeenkomen, maar die een afwijkende of zelfs tegenovergestelde betekenis hebben, door de dichter worden gecombineerd.                                  Bijvoorbeeld: Symbolen worden tot cimbalen in de uren des doods.
  • Understatement: Constatering, aanduiding of waardering waarbij iets veel minder sterk wordt uitgedrukt dan het in werkelijkheid is. Bijvoorbeeld: Ik vind Balkenende niet zo'n geweldig vlotte verschijning.
  • Paradox: Een schijnbare tegenstelling.
    Een paradox verrast de lezer en zet hem/haar aan het denken. bijvoorbeeld:
    God! Er is geen God! of:
    Er zijn twee soorten mensen, de ene soort bestaat niet.
  • Antithese: Tegenstelling.                                                                                                                                      Voorbeelden: Wat vriendelijke schijn bij vijandelijke haat!